Dagen zwierf ik alleen door de straten van New York
New York
Dagen zwierf ik alleen door de straten van New York. Na mijn studie Journalistiek deed ik – voor kost en inwoning – drie maanden vrijwilligerswerk voor een stichting in Brooklyn, NY. In de weekenden nam ik op Shepherd Avenue de C Line naar Manhattan. Op zaterdagen dook ik elke week een andere wijk in omdat ik geen straat in de stad wilde missen. Op zondagen pakte ik de metro die in de buurt van 695 Parc Ave stopte, waar ik in Hunter College een dienst van Tim Kellers Redeemer bezocht. s’ Middags belandde ik steevast met een goed boek in Central Parc, waar ik mijn zere voeten wat rust gaf en genoot van de combinatie van rust en de eeuwige geluiden van de stad. Wanneer het schemerig werd en ik niet goed meer kon lezen, pakte ik de metro naar Times Square waar ik óf gewoon ging zitten en de hectiek in mij opnam óf een film pakte, films die in die tijd pas maanden later in de Nederlandse bioscopen zouden draaien.
Tijdens mijn verblijf in New York werd ik verliefd. Smoorverliefd. Op de stad. Tot mijn verrassing rolden er dan ook enkele tranen over mijn wangen toen ik een paar jaar later terugkeerde en vanuit New Jersey de skyline van Manhattan in de verte zag liggen. Een skyline zonder Twin Towers. Een plek waarop ik diverse keren had gestaan en de stad in mij had opgezogen. De tranen werden heftiger toen ik langs de smeulende puinhopen van Ground Zero liep. Mijn grote liefde was geraakt in zijn hart.
Naast dat ik verliefd werd, kreeg ik ook een nieuwe vriendschap in New York. Een vriendschap met mezelf. Geen narcistische zelfliefde (hoop ik in ieder geval), maar een liefde zoals Jezus die denk ik bedoelde met zijn woorden dat we de ander moeten liefhebben als onszelf. Door dagen achtereen alleen rond te zwerven in de miljoenstad, werd ik mijn eigen maatje. Heerlijk vond ik het om alleen door de straten van New York te wandelen. Van tevoren was ik gewaarschuwd dat de onophoudelijke rij aan wolkenkrabbers en de massa aan mensen de alleengaande toerist neerslachtig kan maken. Een gevoel van eenzaamheid die je middenin een stroom van mensen plotseling kan overmeesteren. Het tegendeel bleek voor mij het geval. Juist de aanwezigheid van miljoenen anonieme anderen, maakte dat ik het heerlijk vond alleen – of beter eigenlijk: met mezelf – op te trekken.
Wat door sommigen dus wel beschreven wordt als eenzaamheid, was voor mij een nieuwe kennismaking met mezelf. Je zou het bijna een meervoudige persoonlijkheidsstoornis noemen, maar ik verzeker je, dat was het echt niet. Het was eerder een mooie afronding van een pubertijd en adolescentie waarin ik – net als vele van mijn leeftijdsgenoten – voortdurend op zoek was naar mijzelf, mijn identiteit. Op Times Square, in Harlem en op het observatiedek van het World Trade Centre leek ik hem te hebben gevonden. Hier ontdekte ik de Henk Jan Kamsteeg van wie God volgens de preken van Keller blijkbaar ook al een tijdje hield. Van Keller leerde ik wat het betekent dat ik mag weten dat mijn identiteit in Christus is. Die schreeuwerige puber van enkele jaren daarvoor, die worstelende adolescent van dat moment, realiseerde zich nu dat hij in Christus geliefd is. Het maakte dus niet zo gek veel meer uit wat anderen wel of niet van hem vonden. Ik had dus ook niet – of in ieder geval minder – de erkenning van anderen nodig. Ik mocht er zijn. En – zo ontdekte ik – ik vond mijzelf prima reisgezelschap. Een vriendschap voor het leven.
Deel dit bericht op social media: